Menig gemeente of provincie is bezig met de plannen dan wel uitrol naar zero-emissie vervoer. Volgens Elaad (Outlook Q3 2019) is de verwachting dat in 2025 zo’n 75 procent van de bussen in Nederland elektrisch rijdt. Waar tal van partijen elektrische bussen aanbieden, is het aanbod in elektrische vrachtwagens, bestelwagens en vuilniswagens nog beperkt.
Met de opkomst van zero emissiezones in steden groeit de druk op de verdere ontwikkeling van elektrische stadslogistiek. Doordat de bus al een voorsprong heeft, kan een tijdige samenwerking de groei van elektrische stadslogistiek positief beïnvloeden. Beide mobiliteitsvormen komen elkaar op verschillende vlakken tegen:
Ze zetten beide druk op de netbeheerder door de behoefte aan aansluiting- en leveringscapaciteit. Netbeheerders zien een groeiende vraag.
Beide hebben een ruimtelijke impact in (of nabij) stedelijk gebied. De laadinfrastructuur en ondersteunende infrastructuur moet ingepast worden in de omgeving.
Beide zijn nodig om tot een CO2 neutraal mobiliteitssysteem te komen.
Omgekeerd uitgangspunt
Momenteel leidt de opkomst van laadinfrastructuur tot druk op de netbeheerder en inpassingsvraagstukken bij gemeenten. We gaan er nu vanuit dat het merendeel van de netaansluitingen kan worden gerealiseerd. Stel nu dat we dit uitgangspunt laten varen, en ervan uitgaan dat slechts een beperkt aantal aansluitingen mogelijk is per gebied. Als er niets verandert in de vraag naar elektrisch laden, dwing je partijen om gezamenlijk het meeste uit de beschikbare netaansluitingen te halen.
Hierbij komen de volgende zaken kijken:
Interoperabiliteit: Tot op welke hoogte kunnen partijen (bussen en/of stadslogistiek) dezelfde infrastructuur delen / op elkaar afstemmen? En hoe wordt de onderlinge communicatie gedekt?
Regie: Wie beheert het geheel? En wie organiseert deze locaties op operationeel vlak?
Spelregels: Welke modaliteit krijgt voorrang bij de laadpaal? Wat als partijen elkaar in de weg lopen? Wie betaalt welk aandeel?
Eigendom: Wie is de eigenaar van de laadinfrastructuur?
Wetgeving: Wat is wel en niet toegestaan qua doorlevering?
We kunnen het nodige afkijken van laadinfrastructuur voor elektrische auto’s: uniforme koppelstukken, door de gemeente geregelde laadinfrastructuur en verrekening via een laadpassysteem. Ook de manier waarop gemeenten het eigendom regelen kan overgenomen worden. Voor spelregels dienen afspraken gemaakt te worden over prioriteren van laadmomenten.
Wel of niet samen op weg?
Voordelen van een samenwerking tussen diverse partijen is dat je de fragmentatie van laadinfra-vraagstukken (deels) voorkomt doordat je gezamenlijk sturing laat doen, je aansluitkosten voor de gebruiker beperkt en de maatschappelijke aanlegkosten minimaliseert.
Nadeel is dat de initiële voordelen voor gebruikers (lagere aansluitkosten en maandelijkse lasten) mogelijk teniet worden gedaan door suboptimale locaties van laadinfrastructuur (hogere exploitatielasten). Tevens beperken dergelijke ‘delingen van aansluitingen’ de flexibiliteit. Ook blijft de rol van wetgeving hier beperkend (i.v.m. de restricties op het doorleveren van elektriciteit).
In een aantal gevallen zou gekeken kunnen worden naar het delen van een aansluiting. Partij A gebruikt de aansluiting bijvoorbeeld voor het ’s nachts laden van vuilniswagens en partij B gebruikt deze voor het overdag laden van bussen.
Het wordt complexer als de grens van het gebruik vervaagt, bijvoorbeeld als meerdere partijen gedurende dezelfde tijdsblokken moeten laden. De vraag is of dit scenario uiteindelijk werkelijkheid kan worden. Indien de business case positief is zijn er nog steeds een flink aantal beperkingen waar rekening mee gehouden moet worden.
Afspraken, regie en bovenal visie
Gemeenten en provincies doen er goed aan nu al te kijken naar de mogelijkheden van het combineren van laadinfra-vraagstukken voor stadslogistiek en elektrische bussen. Het is complexer, maar het heeft de potentie om de ingrepen op je stedelijk gebied te beperken en het kan een deel van de druk op de netbeheerder verlichten.
Centrale sturing is belangrijk om te voorkomen dat er tal van lokale oplossingen ontstaan. Of het merendeel van netaansluitingen nu wel of niet gerealiseerd kan worden, het zou zonde zijn om kansen tot samenwerking, beperking van de maatschappelijke kosten, en verlagen van de druk op het net en de openbare ruimte te laten lopen.